Bali

Na een vlucht van ruim 12 uur met nog een tussenstop in Singapore, kwamen we rond 20.00 uur lokale tijd aan op de luchthaven van Denpasar. Het was meteen duidelijk dat we ver van huis waren, want, hoewel het al avond was, was het nog altijd rond de 30 graden met een hoge luchtvochtigheid. We plakten al snel aan onze warme Nederlandse winterkleren vast.
Onze verwachting was dat we, net als in Nepal, meteen 'besprongen' zouden worden door dragers en taxi-chauffeurs, maar dat viel gelukkig mee. Een aantal taxi-chauffeurs spraken ons aan en we onderhandelden over de prijs. Het lukte wel om iets af te dingen, maar uiteindelijk gingen we akkoord met een bedrag waarvan we wisten dat dat eigenlijk te veel was. We waren te moe om nog moeite te doen voor die paar euro.
Ons hotel bleek, zoals veel gebouwen op Bali, geen buitenmuren te hebben. Waarom zou je ze ook bouwen in een land waar het altijd warm is. De kamer was klein, maar prima. (Om even aan te geven hoe klein: zelfs ík kon niet recht op het toilet zitten, omdat ik dan mijn knieën zou stoten aan de muur. Je kunt je wel voorstellen hoe ver Paul met z'n voeten uit het bed stak...)
Na een nacht bijslapen informeerden we 's morgens bij de receptie wat er te doen was in de omgeving. We kregen meteen een aanbod voor een taxi met privé-chauffeur voor de hele dag en een aantal tips voor de route. Aangezien het niet duur was, besloten we dat maar te doen.

Tijdens de rit kregen we een redelijke indruk van de stad. Een rommelige, drukke stad met veel scootertjes. Eigenlijk precies zoals we verwacht hadden na onze ervaring met Aziatisch steden in Nepal. Al zijn de mensen duidelijk minder arm hier dan in Kathmandu. Al snel reden we echter de stad uit en hadden we uitzicht over de plateaus waar rijst en soja verbouwd werd. Mensen met zo'n puntige, ronde hoed waren aan het werk op het land. Het was helemaal zoals je het vaak op plaatjes ziet. Mooi om te zien!
Onze eerste stop was bij een tempel op een eilandje. Om er te komen, moesten we onze schoenen uit en waden door het water. We mochten vervolgens onze handen wassen in het heilige water en kregen rijst op ons voorhoofd en een bloem in ons haar. (Een hindoeïstische gewoonte.) In de straten om de tempel heen was een markt met veel houtsnijwerk en kleurrijke stoffen. Mensen lepelden uit kokosnoten en de zon deed goed zijn best. Het gaf meteen een vakantiegevoel.
Onze tweede stop was op een plek waar ze bezig zijn een enorm standbeeld te maken van een hindoeïstische god. Het beeld was nog niet af, maar verschillende onderdelen waren al wel te bekijken. We aten onze lunch hier. Uiteraard Nasi Goreng. Dat moet je toch een keer op hebben in Indonesië. Erg lekker!
Vervolgens reden we naar een strandje. Om er te komen, moesten we tussen twee grote rotsen door over een smalle trap naar beneden lopen. Het was heerlijk om met onze voeten door het warme zeewater te lopen, lekker te relaxen op het strand en te kijken naar de surfers. Omdat we 's avonds nog in het vliegtuig moesten en niet meer konden douchen, besloten we maar niet te gaan zwemmen.
Na nog een korte stop met uitzicht op de zee met veel surfers, reden we door naar een volgende tempel. We kregen er een sarong omgeknoopt. Mooi paars. Het stond Paul beeldig ;-). Het leukste aan deze tempel waren eigenlijk de aapjes die overal rondliepen. Erg schattig om te zien. De tempel zelf was ook mooi en vooral heel groot.
We aten die avond op een geweldige plek: op het stand met uitzicht op de zonsondergang. Helaas was het bewolkt, maar dat maakte het niet minder leuk. Het was een vis- en zeevruchtenrestaurant en we mochten ons eten zelf aanwijzen. (Brrr...niks voor mij, van die vissen en kreeften die je nog aankijken, maar ik zette me toch maar over m'n principes heen en eerlijk is eerlijk, het was heel lekker.)
Met nauwelijks wachttijd zaten we rond tien uur weer in het vliegtuig op weg naar Nieuw-Zeeland. Plakkerig van de warmte, maar wel blij met de prachtige dag op Bali.